
Jurisprudentie
BG3659
Datum uitspraak2008-11-05
Datum gepubliceerd2008-11-11
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers07/632 WAO
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2008-11-11
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers07/632 WAO
Statusgepubliceerd
Indicatie
Herziening WAO-uitkering. Voldoende medische en arbeidskundige grondslag.
Uitspraak
07/632 WAO
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Betrokkene], laatstelijk gewoond hebbende te [woonplaats] (hierna: appellanten),
tegen de uitspraak van de rechtbank Groningen van 15 december 2006, 06/210 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
[Betrokkene], betrokkene
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 5 november 2008
I. PROCESVERLOOP
Namens betrokkene heeft mr. M.L. Stroink, advocaat te Groningen, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Bij schrijven van 3 september 2008 heeft de gemachtigde de Raad bericht dat betrokkene is overleden, maar dat zijn naasten het beroep voortzetten.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 24 september 2008. Appellanten en hun gemachtigde zijn, met bericht van verhindering, niet verschenen. Het Uwv heeft zich niet laten vertegenwoordigen.
II. OVERWEGINGEN
1. Betrokkene ontving sedert 13 september 1993 een uitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO), berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%. Bij besluit van 13 juni 2005 heeft het Uwv de WAO-uitkering van betrokkene met ingang van 15 augustus 2005 herzien naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 15 tot 25%. Betrokkene heeft tegen dat besluit bezwaar gemaakt, welk bezwaar bij besluit van 23 december 2005 ongegrond is verklaard.
2. Betrokkene heeft tegen het besluit van 23 december 2005 beroep ingesteld bij de rechtbank. Hangende het beroep bij de rechtbank heeft het Uwv alsnog een aantal van de aan betrokkene voorgehouden functies laten vervallen, op grond waarvan het arbeidsongeschiktheidspercentage van betrokkene nader is berekend op 33,75. Bij besluit van 3 maart 2006 heeft het Uwv het bezwaar tegen het besluit van 13 juni 2005 alsnog gedeeltelijk gegrond verklaard en de WAO-uitkering van betrokkene met ingang van 15 augustus 2005 herzien naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 25 tot 35%.
3. De rechtbank heeft, onder toepassing van de artikelen 6:18 en 6:19 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), het beroep tegen het besluit van 23 december 2005 geacht mede te zijn gericht tegen het besluit van 3 maart 2006 (hierna: het bestreden besluit).
4. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het besluit van
23 december 2005 niet-ontvankelijk verklaard, en heeft zij het beroep met betrekking tot het bestreden besluit ongegrond verklaard omdat zij zich kon verenigen met de medische en arbeidskundige grondslag van dit besluit.
5. In hoger beroep is aangevoerd dat de beoordeling door het Uwv onjuist en onzorgvuldig heeft plaatsgevonden welke omissies tot uitdrukking komen in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML). Tevens is gesteld dat nu de FML onjuist is de beoordeling van de (bezwaar)arbeidsdeskundige eveneens onjuist is.
6. De Raad overweegt als volgt.
6.1. De Raad benadrukt allereerst dat het in geding slechts gaat om de vraag naar de gezondheidssituatie van betrokkene op de datum in geding, te weten 15 augustus 2005.
6.2. De Raad kan hetgeen de rechtbank heeft overwogen over de medische grondslag van het bestreden besluit onderschrijven. Betrokkene is door de verzekeringsarts L.W. Jager onderzocht. Deze verzekeringsarts heeft vervolgens naar aanleiding van zijn bevindingen de door hem vastgestelde beperkingen neergelegd in de FML. De bezwaarverzekerings-arts J. Miedema is blijkens zijn rapport van 19 december 2005 tot de conclusie gekomen dat er geen medische argumenten zijn om van het oordeel van de verzekeringsarts af te wijken. Het is de Raad niet gebleken dat dit aan het bestreden besluit ten grondslag liggende medisch standpunt onjuist is. De door betrokkene in het kader van beroep overgelegde medische informatie ziet op behandelingen die ver vóór de datum in het geding liggen, en derhalve geen ander licht werpen op de gezondheidssituatie van betrokkene op 15 augustus 2005. In hoger beroep heeft betrokkene geen nadere medische stukken ingebracht waaruit volgt dat de voor hem vastgestelde belastbaarheid onjuist was.
6.3. Wat de arbeidskundige grondslag van het besluit betreft, ziet de Raad, evenals de rechtbank en op de door haar in de aangevallen uitspraak gegeven overwegingen, geen aanleiding om aan te nemen dat betrokkene de hem voorgehouden functies per 15 augustus 2005 niet zou kunnen verrichten.
7. Uit het voorgaande volgt dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten, voor bevestiging in aanmerking komt.
8. De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten.
Deze uitspraak is gedaan door H. Bolt. De beslissing is, in tegenwoordigheid van
W.R. de Vries als griffier, uitsproken in het openbaar op 5 november 2008.
(get.) H. Bolt.
(get.) W.R. de Vries.
RB